Neem contact op
Postbus 115
4300 AC  Zierikzee

ZIERIKZEE-MONUMENTENSTAD


de Waag

De stadswaag was van circa 1550 tot 1873 gevestigd in de Meelstraat links van het Stadhuis (tegenwoordig in het Stadhuismuseum). Kooplui lieten er goederen wegen zoals wol, vlees, kaas en meekrap.
Meekrap was eeuwenlang het belangrijkste handelsproduct van Schouwen-Duiveland. Alle meekrap van het eiland moest hier verplicht worden gewogen en gekeurd. 
De balans (waag) dateert uit 1664 en bestaat helemaal uit smeedijzer. Onbekende smeden hebben twee verschillende merken in het ijzer geslagen: een asteriks (kruis) en een halve maan.

Op de Zierikzeese waag werd gewogen met Amsterdamse ponden. Deze waren lichter dan onze moderne ponden: een Amsterdamse pond woog 494 gram. Het moderne metrieke stelsel is ingevoerd in 1820. Sindsdien wordt gewogen met moderne kilogrammen.
WAAGMEESTER
De waagmeester was in dienst van de stad. Hij had de leiding over de waag en was verantwoordelijk voor een eerlijke weging. Zonder hem werd er niet gewogen. Hij was verplicht het resultaat van iedere weging luid en duidelijk uit te spreken. Kooplui konden tegen betaling een schriftelijk bewijs meekrijgen. De waagmeester was ook belastingambtenaar. Hij inde de belastingen die door kooplui moesten worden voldaan. 
Het was hem streng verboden giften, fooien of drinkgeld aan te nemen. Nevenfuncties waren wel toegestaan. Waagmeesters hadden vaak bijbaantjes als ijker of uurwerkhersteller. 

ST. JANSGILDE
Alleen arbeiders van het St. Jans- of zakdragersgilde mochten goederen op de balans plaatsen. Zakdragers werkten verder veel in de haven. Ze verzorgden het transport  van zakgoederen. Tonnen en vissersnetten werden door andere gilden vervoerd: bierdragers en de karlieden. 

Zakdragers hadden een eigen wachtlokaal in de buurt van de haven. Kooplui en schippers waren verplicht ze daar in te huren. Hun eigen knechten en matrozen mochten geen handelswaar binnen de stadsmuren vervoeren. 

MEEKRAP
Een keurmeester neemt met een speciale boor een monster uit een baal meekrap. Hij proeft een beetje meekrap in zijn mond om te bepalen hoeveel zand erin zit. Meekrap mocht slechts een klein percentage aarde en zand bevatten. Ervaren keurmeesters konden met een 'mondproef' vaststellen of meekrap aan de normen voldeed.
Er was nog een tweede manier van keuren, de 'wasproef', maar die was veel omslachtiger. Bij een wasproef wasten keurmeesters het monster herhaaldelijk totdat ze zand van meekrap hadden gescheiden. Daarna wogen ze de hoeveelheid zand op een klein weegschaaltje. 

Tot ongeveer 1700 werd de meeste meekrap verpakt in balen die van wollenstof waren gemaakt ('laken'). Eenmaal gevuld woog een baal ongeveer 500 kilo. Kenmerkend waren de vier hoeken, de 'cornieren' of 'garnieren'. Als bij een keuring bleek dat de inhoud teveel  zand bevatte, dan werden als straf de vier hoeken afgesneden. De eigenaar moest daarna een opengesneden baal de stad verlaten. Onderweg verloor hij het grootste del van zijn meekrap. 

Balen en vaten meekrap waren gemerkt met verschillende tekens:
  • Het merk van de 'meestoof' waar de meekrap was bereid en waar de balen of vaten waren gevuld. Meestoven waren kleine fabriekjes waar meekrapwortels werden gedroogd en fijngestampt.
  • Een aanduiding voor de kwaliteit. "K" staat voor "Krap", de beste kwaliteit die uit het binnenste van de meekrapwortel werd bereid. 
  • De initialen  van de eerste eigenaar van de baal of het vat.
  • Het nummer van de baal of het vat.
  • Het jaar waarin de meekrap is gekeurd.
  • Het wapen van de stad.
HEKSEN
Op de waag van Oudewater (provincie Utrecht) werden personen gewogen die van toverij werden verdacht. Een te licht gewicht in verhouding tot lichamelijke proporties kon duiden op kwaadaardige toverij. In Zierikzee hebben voor zover bekend dit soort wegingen nooit plaatsgevonden.
Natuurlijk kwamen er wel heksen en tovenaars voor. In 1601 en 1602 werden Levina Willems en Jacoba Horbicx beschuldigd van toverij en veroordeeld tot verbanning uit Zierikzee.
Jacoba kwam ondanks de ban terug naar Zierikzee en dat had ze beter niet kunnen doen. In 1604 kreeg ze levenslange gevangenisstraf. 

MOORD OP KEURMEESTER
In de vroege ochtend van 6 januari 1715 werd in het Keurmeesterhuisje achter de waag het levenloze lichaam van de 48-jarige keurmeester Pieter Mogge aangetroffen. Hij was door steekwonden om het leven gekomen. De 21-jarige Pieter Kempe, secretaris van de raad van Zierikzee, werd direct verdacht. Hij was 's nachts hevig bloedend op straat voor het stadhuis aangetroffen. 
Getuigen verklaarden dat Mogge en Kempe de voorafgaande avond aanwezig waren op het feestmaal na de jaarlijkse benoeming  van de zeven keurmeesters voor de meekrap. Zoals gebruikelijk was er goed gegeten en gedronken. Mogge en Kempe zouden als laatsten zijn overgebleven. Het personeel was al naar huis. Wat er precies is gebeurd blijft gissen. Men vermoedde dat beide heren een glaasje teveel ophadden. Er kwam ruzie, waarbij de degend werden getrokken. In het gevecht dat volgde raakten beiden gewond, keurmeester Mogge zo ernstig dat hij overleed.
Nadat verdachte Pieter Kempe zijn wonden had laten verbinden, verliet hij Zierikzee. Een paar maanden later werd hij bij verstek veroordeeld tot levenslange verbanning. Hij vestigde zich in Culemborg - een kleine vrijstaat binnen de Republiek waar het Zeeuwse en het Hollandse recht niet golden. 
Kempe kwam nooit meer terug in Zierikzee. 
MEER INFORMATIE

artikel geplaatst: 11-11-2019
laatst gewijzigd: 15-11-2019

Share by: