Neem contact op
Postbus 115
4300 AC  Zierikzee

ZIERIKZEE-MONUMENTENSTAD


nieuw perspectief

Nederland bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) neutraal, maar ondervond wel de gevolgen. In Zierikzee werden talloze vluchtelingen, vooral Vlaamse vissers, ondergebracht. Door verdwaalde vliegtuigen werden in de nacht van 30 april 1917 bommen uitgeworpen. De Engelse vliegeniers hadden zich ten onrechte boven Vlaanderen gewaand. Drie personen kwamen om het leven. De schade werd vergoed en Zierikzee hield geld over om een nieuw carillion aan te schaffen. De Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verliep betrekkelijk rustig, met uitzondering van het laatste oorlogsjaar. De Duitsers kondigden in februari 1944 de evacuatie van het grootste deel van de bevolking af. Dit werd gevolgd door het onder water zetten van het eiland om een mogelijke invasie te bemoeilijken. Toen de rest van Zeeland bevrijd was, bleef Schouwen-Duiveland in handen van de Duitse troepen. Een poging van 10 verzetsmensen om naar Noord-Beveland te ontsnappen mislukte. Medogenloos was de straf. De verzetsmensen werden in Renesse opgehanden. Onder hen was de Zierikzeese politieman M.K. van der Beek. In de stadhuisgevel, waar het politieburo was gevestigd, is een gedenksteen aangebracht. De Joodse stadsgenoten werden afgevoerd en van hen verloren er 22 het leven in de concenratiekampen. In de laatste oorlogsmaanden werd Zierikzee vanaf Noord-Beveland geregeld beschoten. Enkele burgers kwamen daarbij om het leven. Diep tragisch was de ramp, die zich in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 voltrok. De vloedplanken konden de ongekende hoge vloed niet keren. De schade die aangericht werd was enorm. Huizen stortten in en straten werden opengewoeld door het niets ontziende water. Vierentwintig mensen verdronken. De wallen werden, aangevuld met een zandzakkendam, in maar/april opnieuw gebruikt om deze andere vijand te bestrijden. Maar tot het gereedkomen daarvan drong het zeewater tot tweemaal toe per etmaal de stad binnen. Vanwege deze onhoudbare toestand moest het grootste deel van de bevolking opnieuw evacueren. Deze stormvloed was dermate ingrijpend van aard dat er nog steeds gesproken wordt in termen van “voor en na de ramp”. Groot was het medeleven en de hulp, die het rampgebied ontving. Uit deze periode dateren de jumelagebanden, die Zierikzee onderhoudt met St. Hilaire-du-Harcouet (Frankrijk) en Hatfield (Engeland). Reeds voor de ramp ingezette vernieuwingen werden nu in een vlotter tempo verwezelijkt. Een nieuwbouwwijk werd in 1954 aangelegd in aansluiting op de bebouwing uit 1948 (plan Buijse). Deze woningen werden gebouwd door de in het laatstgenoemde jaar opgerichte woningbouwvereniging “Beter Wonen”. De huizen verrezen nog binnen de stadswallen. Aan het eind van de jaren ’50 werd een nieuw plan voor woningbouw uitgevoerd aan de oostzijde van de stad (plan Malta) en vanaf 1969/1970 ten westen daarvan (plan West, later Poortambacht). In deze wijk werden het bejaardencentrum “Borrendamme” en nieuwe scholen voor het voortgezet onderwijs gebouwd. Ten noorden van het Kaaskenswater was een ziekenhuis gebouwd, geschonken door het Zweedse Rode Kruis (1956/1957). Hier werden in de jaren ’70 een bungalowwijk aangelegd, gevolgd door de bouw van het verpleegtehuis Corneliastichting (1986/1987). Als gevolg van deze nieuwe wijken trok de bevolking weg uit de binnenstad. Leegstand en verpaupering, vooral in het Havenkwartier, was het gevolg. Hier vond vanaf de jaren ’70 nieuwbouw plaats in de maat en stijl van de oorspronkelijke bebouwing. Waar huizen afgebroken waren ging “Beter Wonen” nieuwe woningen bouwen, die aansloten bij de bestaande bebouwing. Vanaf de jaren ’50 steeg het inwoneraantal om eind 1992, voor het eerst sinds tweeënhalve eeuw, opnieuw op het aantal 10.000 te komen. In 1960 werd Zierikzee aangewezen als ontwikkelingskern om de vestiging van industrie te bevorderen. Ten zuiden  van de stad is een industrieterrein aangelegd. Dichtbij waren enkele bedrijven op landbouwgebied gevestigd, waaronder de 46 meter hoge graansilo. De vestiging van nieuwe industrie bleef echter beperkt. De landbouw had als gevolg van de na de ramp van 1953 uitgevoerde herverkaveling en de reeds in gang gezette mechanisatie steeds minder arbeidskrachten nodig. Lange tijd bood de bouwnijverheid, vooral in verband met de uitvoering van de Deltawerken, compensatie. Maar de meeste groei toonde de dienstensector,. Die werd vooral gestimuleerd door de vaste verbindingen, die Schouwen-Duiveland kreeg dor de Grevelingendam (1965), de Zeelandbrug (1965), de Brouwersdam (1971) en de Oosterscheldekering (1987). Na de ramp van 1953 was de tram vervangen door de bus, terwijl het wegennet in het kader van de herverkaveling werd verbeterd. Dankzij deze betere verbindingen werd Zierikzee ook aantrekkelijk voor forenzen, die in de Randstad werken. De meest in het oog springende verandering sinds de jaren ’70 is het toerisme. Zierikzee en haar monumentenschat werden ontdekt door velen uit het binnen- en buitenland. Tallozen komen de oude stad aan de Oosterschelde bezoeken. De jachthaven is één van de drukste van ons land. Hadden Vlamingen en Spanjaarden de grootste moeite om Zierikzee binnen te dringen, nu staan de poorten wijd open om deze nieuwsgierigen van het vele te laten genieten dat Zierikzee te bieden heeft. Niet iedereen kan het vaak massale karakter van deze stormloop waarderen. Maar voor fijnproevers blijven er voldoende mogelijkheden over om deze eeuwenoude stad te leren waarderen.
 
bron: Zierikzee Monumentenstad aan de Schelde, tekst H. Uil
Share by: