19-05-1777: DOODSLAG ADRIAAN CORBEELOp maandag 19 mei 1777 (Pinksteren), had een ordinaire caféruzie tot gevangenneming geleid van Jan Machielse Rap, alias Jan Rap. Laat in de avond hadden Arnold Bosscher en Cornelis van Opdorp woorden gekregen in herberg "Het Groenewout" (1659-1816) even buiten de stad (Grachtweg). Flip Dito, de herbergier, had onderschout Adriaan Corbeel om assistentie gevraagd. Deze was gekomen en probeerde op een vriendelijke manier een eind aan de ruzie te maken. Dat leek te gaan lukken, maar toen bemoeide Jan Rap er zich mee. Van het ene woord kwam het andere. Onderschout Corbeel greep Rap bij de arm, wierp hem op de grond en zette zijn rechterknie op Raps borst om hem in bedwang te houden. Stiekem trok Rap zijn mes en stak Corbeel in diens dij. Een diepe vleeswond van zo'n tien centimeter had drie uur later de dood van de politiedienaar tot gevolg.
Rap was opgepakt en in de gevangenis geworpen. Burgemeester en schepenen veroordeelden hem ter dood. Hij moest aan de galg. Zijn lichaam zou op het galgenveld worden opgehangen totdat het zou zijn verteerd. Het vonnis werd echter niet uitgevoerd. Op last van de Staten van Zeeland werd de straf omgezet in brandmerking en verbanning voor een periode van dertig jaar uit Holland en Zeeland. Op 4 mei 1778 werd hij vrijgelaten. Hij was vierendertig jaar oud en van oorsprong afkomstig uit Made in Noord-Brabant. Bijna een jaar zat hij gevangen in het Gravensteen te Zierikzee.
Zo'n tien jaar later was hij gesignaleerd eerst in Rotterdam en daarna in Amsterdam, waar hij het pad van de misdaad was opgegaan. Niet voor lang, want hij was daar in de kraag gepakt en overgebracht naar de gevangenis van Zierikzee. Daar bleek dat hij zo'n tien jaar eerder een moord had gepleegd. Op 7 mei 1789 vonnisten burgemeester en schepenen opnieuw. Nu werd de doodstraf wel uitgevoerd. Op het voor het Gravensteen opgerichte schavot liet hij het leven. Zijn laatste levensavond kreeg hij zijn galgenmaal opgediend. Tegelijkertijd richtte men voor het Gravensteen het schavot op, waarop de galg werd geplaatst. De volgende morgen werd hij geboeid het schavot opgebracht, waar de beul hem wachtte. In bijzijn van het publiek kreeg hij de strop om de nek, waarna de verhoging waarop hij stond, werd weggehaald. Even later trad de dood in.
GEZEGDE 'JAN RAP EN ZIJN MAAT'
Het gezegde 'Jan Rap en zijn maat' is vrij bekend. Jan Rap en zijn maat is een onvriendelijke benaming voor wat minder volk. Het betekent zoiets als: gespuis, geteisem, canaille, rapaille (rap = schurft), klootjesvolk, achterbuurtvolk. Jan Rap en zijn maat behoren dus niet tot het beste soort mensen; ze zijn zeker niet afkomstig uit de aristocratie. Men spreekt in dit verband in plaats van over Jan Rap en zijn maat, ook wel van ‘Hak en zijn gemak’. Daarentegen wordt Jan Rap ook wel gebruikt voor mensen zonder een standvastig geloof, vrijzinnigen.
In de recente geschiedenis is het gezegde 'Jan Rap en zijn maat' meermalen gebruikt. Bijvoorbeeld in een gelijknamig boek van Yvonne Keuls uit 1977, dat later ook verfilmd is. Ook in de Nederlandse politiek van de jaren 1980 was de term populair. Zo werden minister-president Ruud Lubbers en dienst secondant Gerard van der Wulp in De Haagse Post van 12 december 1987 als ‘Jan Rap en zijn maat’ betiteld. Ook de Centrum Democraten (CD), met hun vrij algemeen gehate voorman Hans Janmaat, is in de media wel spottend aangeduid als 'Janmaat en zijn Rap'.
In de zeventiende eeuw was het een veelgebruikte benaming voor het mindere scheepsvolk op de schepen van de VOC en WIC. Maar de term werd al in de zestiende eeuw in de Nederlanden gebruikt. Vermoedelijk de oudste vermeldingen treffen we aan bij de Renaissance-man en humanist Desiderius Erasmus (1496-1536). In minstens twee van Erasmus’ werken komt Jan Rap en zijn maat als gezegde voor. Andere oude vermeldingen treffen we aan in werken van dichter en rederijker G.A. Bredero (1585-1618) en in het werk van de bekende dichter Joost van den Vondel (1587-1679).