Door deze benoeming werd zijn vurigste wens omdat hij hierdoor in zijn geboortestad kon leven en werken. Naast dit ambt oefende hij evens het beroep van advocaat-procureur uit.
Na het overlijden van Mr. H.C. Moolenburgh op 17 maart 1910 kwam het burgemeestersschap van de gemeente Zierikzee vrij en werd hij hiervoor benoemd. Hij was toen eerste wethouder van Zierikzee. Bij aanvaarding van het burgemeestersambt legde hij zijn rechtspraktijk neer.
Van der Vliet was lid van Provinciale staten van Zeeland, voorzitter van de Voogdijraad, president van het Burgerlijk Armenbestuur en rechter-plaatsvervanger in het College van de Arrondissementsrechtbank.
Verder was hij directeur der Insulaire Hypotheekbank, ere-voorzitter van de Schietvereniging "Zierikzee', en bestuurder van verschillende corporatie's.