Jhr. Johan Louis de Jonge (1826-1887)
Johan Louis de Jonge behoorde tot een oud Zierikzees geslacht. Vanaf de Middeleeuwen hadden de leden ervan zittingen gehad in het stadsbestuur. De familie behoorde tot de jonge adel. Koning Willem I had veel vooraanstaande Nederlanders in de adelstand verheven en daarom dragen de leden van deze familie de titel van jonkheer of jonkvrouw. Om de drie jaar brengen zij een bezoek aan Zierikzee, de bakermat van de familie. Johan was leergierig en had een helder verstand. Hij had een grondige financiële kennis, trad in de voetsporen van zijn vader en werd scheepsreder. Zierikzee was de thuishaven van een bescheiden aantal koopvaarders. Daarnaast was hij actief in het culturele leven. Hij zong graag en was daarom lid van de afdeling Zierikzee van de Maatschappij van Toonkunst. Hij was een gewaardeerd lid van het departement Zierikzee van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Als vrijmetselaar was hij nauw betrokken bij de verbouw van het gebouw van de loge aan de Sint Domusstraat. Als reder was hij commissaris van de Slavenkas en ook voor dat fonds heeft hij veel betekend. Alsof het nog niet genoeg was, was hij ook luitenant van de schutterij. Johan Louis de Jonge verschilde in niet van zijn tijdgenoten. Ook Johan was liberaal. Hij werd raadslid en wethouder. Toen de rederij terugliep kon hij zijn aandacht wijden aan de ontvanger-griffier van het Waterschap Schouwen. Op kerkelijk terrein bekleedde hij alle denkbare functies binnen de Hervormde gemeente. Juist op godsdienst terrein voltrokken zich grote veranderingen in zijn denken. Meer en meer voelde Johan Louis de Jonge zich aangetrokken tot de rechtzinnige richting. Er werd een Hervormd Evangelisatie opgericht, die orthodoxe predikanten liet voorgaan. Het ging om een minderheid met weinig aantrekkingskracht, maar De Jonge schaamde zich er niet voor bij hen aansluiting te zoeken. Zijn veranderende inzichten leidden er ook toe dat hij een voorstander werd van christelijk onderwijs. Hij richtte een vereniging op, die erin slaagde een christelijke lagere school te openen. Vanwege zijn voortrekkersrol draagt een van de basisscholen in Zierikzee zijn naam. De Hervormde evangelisatie besloot in 1876 zich om te vormen tot een kerkelijke gemeente en aansluiting te zoeken bij de Christelijke Gereformeerde Kerk. In 1892 sloot deze zich aan bij de Gereformeerde Kerk. De Thomaskerk aan de Sint Domusstraat is in oorsprong het koetshuis van De Jonge, die ouderling was. De Jonge werd overgehaald zich kandidaat te stellen voor de Tweede Kamer. Tegen de verwachting in werd hij in 1875 gekozen in het kiesdistrict Middelburg. Het was de aandrang van zijn partijgenoot Groen van Prinsterer die de aarzelende De Jonge deed besluiten het lidmaatschap te aanvaarden. In zijn redevoeringen besteedde hij vooral veel aandacht aan de drankbestrijding, een ander voor hem zwaarwegend punt. Mede door zijn inzet kwam de Drankwet tot stand, die de basis vormde voor het huidige beleid voor de horeca. Toch voelde De Jonge zich als Kamerlid niet op zijn gemak. In 1881 werd hij benoemd tot voorzitter van het Waterschap Schouwen, een functie die hij met grote inzet vervulde. Ook zijn politieke tegenstanders waardeerden zijn deskundigheid en onkreukbare trouw. Hij schroomde ook daar niet Gods naam op de lippen te nemen. Bij de aanvaarding van zijn functie klonk het vastberaden 'Wacht op mijne daden!... en daartoe moge Gods onmisbaren zegen mij bekwamen en in ruime mate op mij rusten'. (foto: Collectie gemeentearchief Schouwen-Duiveland)
tekst: Huib Uil, gemeentearchivaris van Schouwen-Duive